Het is een grote rommel in mijn huis, de afwas staat er nog van de dag ervoor. De eettafel ligt vol spullen, waar wat mee gedaan MOET worden. De salontafel, de bank overal ligt wel iets waar ik mee bezig ben.
Het wordt mij te veel als ik wil gaan afwassen en alles in mij zegt dat ik even moet stoppen. Ik ben over mijn grens gegaan en meestal negeer ik dat. Maar deze keer komt het zo sterk in mijn bewustzijn binnen en hoor ik mijzelf zeggen dat ik moet stoppen en lukt het mij er naar te luisteren en te handelen. Ik laat alles vallen en loop naar mijn bed. Dé plek waar ik mij veilig voel en waar ik niets meer hoef en plof neer. Meteen nadat ik lig, voel ik de tranen al in mijn ogen prikken. Er zit mij dus iets hoog.
Dit is wat er bij mij naar boven komt.

Ik wil zo graag gezien worden en ergens bij horen. Fragmenten uit mijn jeugd doemen op en de tranen stromen over mijn wangen. Niets lukt mij, niemand ziet mij en ik sta er altijd alleen voor. Ik hoor nergens bij. Het grote slachtoffergevoel doemt op en er verschijnt een zwarte mist in mijn hoofd en even voel ik me machteloos en boos en voel ik “het” in mij wegtrekken, iets wat mij in de zwarte mist wil trekken, maar dan weet ik ineens weer wat ik moet doen, in een helder moment, zie ik dat ik kan waarnemen. Ik hoef me er niet in mee te laten slepen, ik hoef het alleen maar toe te laten en aan te kijken.

Oké, daar gaan we dan.

Ik richt mijn aandacht op de zwarte mist, die me machteloos maakt en boos. Het lijkt alle kanten op te schieten, alsof ik me er niet op mag richten, maar dan blijft het stil hangen. Het voelt dat “het” niet bekeken wil worden.

Dan ineens wordt het licht. Wit licht, ondoordringbaar als een plat vlak. Het verbaast me, maar nu het licht en onlicht zich aan mij laat zien, weet ik dat dit het onlicht is. Het is de andere kant van het duister.

Wat nu te doen. Al mijn aandacht zit in mijn hoofd en ik voel dat ik met mijn aandacht naar mijn hart moet gaan. Dat kost me heel veel moeite, maar het lukt en het licht wat zich daar bevindt ( alsof het op bepaalde plekken zit, dat is niet zo, licht is overal aanwezig, maar in mij laat het zich zo zien. Het helpt mij te begrijpen en het te hanteren) laat zich aan mij zien als een geelwit licht en het richt zich op het witte vlak in mijn hoofd en het spat uiteen.
De rust keert terug in mij.

Als ik zo een tijdje lig, komt er de mijmering naar boven en de reflectie van wat het met mij doet.
Er is dus iets in mijn hoofd wat niet wil dat ik zie. “Ik” en “mij” lopen door elkaar heen, omdat als ik voor mijzelf spreek ik niet anders kan dan ik te gebruiken, zo zit de taal in elkaar. Maar ik voel dat het “mij” is die wil weten. “Ik” maakt het niet zoveel uit. Ik is gewend daar mee te leven. Je kunt toch niet alles weten. Maar “mij” weet dat je alles kunt weten, weten in het hart en weten in het moment, want daar is alles aanwezig. Niet als hoofdkennis wat je leert, maar als zijnskennis wat er altijd is.
Weten is een aanwezig veld, waarin je alleen maar aanwezig hoeft te zijn. Kennis laat zich dan zien als het nodig is in mij. Dat is wat ik al veel langer ervaar. Hoe ervaar jij dat?

Ook inspiratie?

Wil je delen wat deze inspiratie met je doet of zelf een inspiratie opsturen?

Dat kan naar inspiratie@vrijmenszijn.nl.